FAQ & Nieuwsitems

Indien de deurwaarder een dagvaarding aan u in persoon heeft betekend of in een gesloten enveloppe heeft achtergelaten, dient u zich te realiseren dat u reeds vanaf dat moment in een gerechtelijke procedure bent betrokken.

Of het zin heeft zich tegen het gevorderde te verweren en welke juridische middelen u daarbij ten dienste staan, is mede afhankelijk van de stellingen van partijen en de bewijzen waarover men beschikt.

Samen met u gaan wij voor het meest gunstige juridische resultaat.

Indien de nalatenschap rijp is gemaakt voor verdeling, kan er tussen de erfgenamen verschil van inzicht ontstaan over de (wijze van) verdeling van een tot de nalatenschap behorend goed, zoals een woning of een schilderij.

Indien de deelgenoten de nalatenschap niet in onderling overleg weten te verdelen, kan de verdeling bij de rechtbank worden gevorderd en stelt de rechter deze (bindend) voor de erfgenamen vast.

Dergelijke verdelingsprocedures behoren tot onze kernwerkzaamheden en kunnen betrekking hebben op allerlei - ook in het buitenland aanwezige - vermogensbestanddelen.

Wanneer een executeur zijn benoeming heeft aanvaard, kan met de erfgenamen en/of schuldeisers onenigheid ontstaan over de wijze waarop de executeur zijn taken vervult.

Bovendien kan de executeur (te) geheimzinnig doen over de aard en de omvang van tot de nalatenschap behorende goederen. Indien de executeur tevens mede-erfegnaam is, kan het al snel uit de hand lopen.

Komt u er samen niet meer uit, dan wordt het wellicht eens tijd om contact met ons advocatenkantoor op te nemen om de mogelijkheden te bespreken.

Indien een mede-erfgenaam het bestaan van een tot de nalatenschap behorend goed, zoals een (buitenlandse) bankrekening of een kostbare muntenverzameling, jegens de overige erfgenamen opzettelijk verzwijgt of verborgen houdt, dan verbeurt deze oneerlijke erfgenaam (de waarde van) zijn aandeel in dat goed aan zijn mede-erfgenamen. 

Het kan dus de moeite waard zijn het gedrag van een mede-erfgenaam nader te bestuderen en deze desnoods onder ede een verklaring te laten afleggen.

Indien de nalatenschap door beneficiaire aanvaarding moet worden vereffend gelden er bijzondere (dwingendrechtelijke) regels en kan het een lichte of een zware vereffening betreffen.

Als vereffenaar is het van belang de op hem rustende verplichtingen serieus te nemen. Zoniet, dan kan deze namelijk met zijn privé-vermogen voor de voldoening van de nalatenschapsschulden aansprakelijk zijn.

Daarnaast is het van belang een door de vereffenaar betwiste vordering tijdig door de rechtbank of de kantonrechter te laten vaststellen, waarvoor een 'normale' procedure dient te worden gevolgd.

Het komt dikwijls voor dat één van de kinderen of een derde zich tijdens erflaters laatste jaren met diens financiële aangelegenheden heeft bemoeid, al dan niet krachtens volmacht. Indien zulks steeds ten gunste van erflater is gebeurd, is daar op zich niets tegen.

Wanneer echter aannemelijk is dat de 'zaakwaarnemer' zichzelf wel erg rijkelijk heeft beloond of indien zich niet-verklaarbare (relevante) onttrekkingen hebben voorgedaan, wordt het wellicht tijd rekening en verantwoording omtrent bepaalde bankmutaties te verlangen.

Zulks teneinde de (onrechtmatig) onttrokken gelden weer in de boedel te laten terugvloeien.

In art. 4:85 lid 1 BW is bepaald dat de mogelijkheid om aanspraak te maken op de legitieme portie vervalt, indien de legitimaris niet binnen een hem door een belanghebbende gestelde redelijke termijn, en uiterlijk vijf jaren na het overlijden van de erflater, heeft verklaard dat hij zijn legitieme portie wenst te ontvangen.

In onderhavig artikel is echter niet aangeven wat een redelijke termijn is. Ook zijn in de wetsgeschiedenis bij het artikel geen aanknopingspunten te vinden die bij het bepalen van de duur van de termijn kunnen worden gehanteerd.

Hof Den Bosch heeft met inachtneming van de specifieke feiten en omstandigheden van de zaak geoordeeld dat de door de erfgenaam-executeur gegeven termijn van drie maanden een redelijke is.

Daarbij werd overwogen dat een termijn van drie maanden in het erfrecht een gebruikelijke termijn is (vgl. artt. 4:72 BW t/m 4:75 BW) en onderschreef het hof het oordeel van de rechtbank dat een termijn van drie maanden in het algemeen ruim voldoende is om een keuze te maken omtrent het al dan niet aanspraak maken op de legitieme portie, met name ook omdat de legitimaris dit op een eenvoudige wijze en zonder enig financieel of ander risico had kunnen doen.

Gerechtshof Den Bosch 27 september 2022 (ECLI:NL:GHSHE:2022:3275)

Als erfgenaam, maar ook als onterfd kind, bent u in grote mate afhankelijk van de beschikbare informatie over de bezittingen en schulden van de nalatenschap en eventuele giften.

De wet biedt daarom de mogelijk dergelijke informatie - desnoods in kort geding - op straffe van een door de verstrekker te verbeuren dwangsom af te dwingen.

Wij hanteren een gunstig specialistentarief van tussen de € 160,- en € 260,- exclusief 21% btw per uur, afhankelijk van de te verwachten complexiteit van uw zaak, het mogelijke financiële belang, alsmede de spoedeisendheid van uw opdracht.

Indien de testateur niet goed bij zinnen was toen hij zijn eerdere testament herriep, kan getracht worden zijn laatste testament door de rechtbank nietig te laten verklaren, opdat het eerdere (gunstige) testament herleeft dan wel de erfrechtelijke gevolgen door het versterferfrecht worden beheerst.

Naar aanleiding van de uitkomst van een door ons advocatenkantoor behandelde en ‘gewonnen’ zaak is er cassatie ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

De procureur-generaal heeft in die cassatieprocedure op 14 april 2023 advies uitgebracht en gaat daarbij uitvoerig in op de betekenis van de uitlegregels van art. 4:46 BW in het licht van algemene uitlegprincipes en hun totstandkomingsgeschiedenis, de eventuele invloed van na het testament  ingetreden gewijzigde omstandigheden, alsmede de (beperkende) werking van de redelijkheid en billijkheid op de gevolgen van een testament.

Wordt vervolgd!

In deze zaak wel.

De strafrechter had de echtgenoot weliswaar ontoerekeningvatbaar geacht, zodat hij niet onherroepelijk voor zijn daad kon worden veroordeeld, wat civielrechtelijk gezien een vereiste is voor onwaardigheid, op grond van 'family life' ex art. 8 lid 1 EVRM en de bijzonderheden van deze zaak, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er toch sprake is van een onwaardige erfgenaam, zodat de echtgenoot toch geen aanspraak kon maken op de erfenis van zijn echtgenote.

Aan een (impliciete) onterving kunnen tal van (emotionele of financiële) motieven ten grondslag liggen.

Helaas is niet iedere notaris bereid de exacte overwegingen m.b.t. een onterfd kind in het testament te verduidelijken. Onterving wordt dus nog steeds als schokkend ervaren.

Desalniettemin kunt u als onterfd kind aanspraak maken op uw legitieme portie. Zulks dient wel binnen vijf jaar per overlijdensdatum van de erflater te geschieden.

Weliswaar bedraagt de legitieme de helft van het reguliere (wettelijke) erfdeel, indien de erflater bij leven veel aan anderen heeft geschonken, kan zulks de legitimaire massa vergroten. 

Bij een ouderlijke boedelverdeling of de wettelijke verdeling hebben de kinderen een geldvordering op de langstlevende ouder dan wel stiefouder, die pas op een later moment opeisbaar is.

Desalniettemin is het van belang de omvang daarvan reeds kort na het overlijden vast te stellen. De financiële administratie is dan immers nog voorhanden en dus ook betrekkelijk compleet.

Ook kunnen er bij het opeisbaar worden van de vorderingen vragen rijzen over hetgeen van het nalatenschapsvermogen resteert.

Over de mogelijkheid om een deelgenoot in een gemeenschappelijk goed c.q. een woning in kort geding te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van die woning (aan een derde) werd in de rechtspraak verschillend gedacht. Zulks vanwege het definitieve karakter daarvan.

In zijn uitspraak van 31 maart 2023 heeft de Hoge Raad in die zin het verlossende woord gegeven, dat een dergelijke veroordeling ook bij wijze van voorlopige voorziening mag worden uitgesproken. Zulks omdat het (nog) geen (definitieve) verdelingshandeling als bedoeld in art. 3:185 BW betreft.

De Hoge Raad volgt hiermee de reeds door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ingeslagen weg.

In het kader van het leerstuk van de samengestelde gemeenschappen legt het gerechtshof te Den Haag in duidelijke bewoordingen uit op welke wijze een bijzondere gemeenschap geruisloos kan overgaan naar een eenvoudige gemeenschap.

Volgens het hof kan daar onder meer sprake van zijn indien voormalige echtgenoten, die in algehele gemeenschap van goederen met elkaar waren gehuwd, de gemeenschapsgoederen met uitzondering van één goed hebben verdeeld. In deze zaak betrof het een nog onverdeelde woning.

De man is nadien met zijn tweede echtgenote, eveneens in algehele gemeenschap van goederen, gehuwd en het hof stelde zich de vraag of het aandeel van de man in die nog onverdeelde woning (eerste huwelijk) een goed is dat is gaan deel uitmaken van de huwelijksgemeenschap met zijn tweede echtgenote.

Omdat de nog onverdeelde woning kan worden gekwalificeerd als een eenvoudige gemeenschap en ieder der deelgenoten van een eenvoudige gemeesnchap (in beginsel) over zijn aandeel in een gemeenschappelijk goed kan beschikken (art. 3:175 lid 1 BW), concludeert het hof dat het aandeel van de man in de nog onverdeelde woning in de door zijn tweede huwelijk ontstane huwelijksgoederengemeenschap is gevallen.

Gerechtshof Den Haag 8 augustus 2023 (ECLI:NL:GHDHA:2023:1535)

In deze uitspraak overweegt het gerechtshof Den Haag dat de inmiddels overleden moeder en haar (ene) zoon door hun schimmige handelwijze een latente conflictsituatie hebben geschapen die uiteindelijk een bron is geworden voor een langdurige procedure tussen die zoon (als enig erfgenaam) en moeders andere (onterfde) zoon.

Door hun feitelijk handelen was moeders vermogen  reeds voor haar overlijden materieel verschoven naar de erfgenaam-zoon, waardoor de onterfde zoon na moeders overlijden als legitimaris feitelijk met lege handen stond.

Het hof neemt o.a. als uitgangspunt dat indien een erflater en een erfgenaam bewust handelingen verrichten die ertoe leiden dat de rechten van de legitimaris worden aangetast, een dergelijk handelen in beginsel in strijd is met de maatschappelijke zorgvuldigheid die zij jegens de legitimaris in acht dienen te nemen.

Bovendien leidt het hof uit een door de moeder opgestelde briefje en de feitelijke gang van zaken af dat tussen de moeder en haar erfgenaam-zoon een overeenkomst tot stand zal zijn gekomen, waarvan de exacte inhoud door de gebrekkige vastlegging en het tijdsverloop evenwel niet meer te achterhalen valt.

Omdat op alle overeenkomsten de eisen van redelijkheid en billijkheid van toepassing zijn (art. 6:2 BW), brengt een redelijke uitleg van die overeenkomst volgens het hof met zich mee dat erfgenaam-zoon zich als een redelijk handelend vermogensbeheerder had behoren te gedragen, waarbij hij ook de belangen van moeders crediteuren in ogenschouw had te nemen.

Gezien de familierechtelijke betrekking tussen erflaatster en haar erfgenaam-zoon behoeft weliswaar niet iedere euro die is voldaan naderhand door die zoon te worden verantwoord, van omvangrijke transacties mag volgens het hof echter van in redelijkheid van hem worden verlangd dat hij een deugdelijk administratie had bijgehouden, dus op deugdelijke wijze inzicht kan geven in de betalingen die hij voor zijn moeder heeft verricht.

Indien hij daar achteraf niet in slaagt, dienen de financiële gevolgen daarvan voor zijn rekening en risico te komen.

Gerechtshof Den Haag 8 augustus 2023 (ECLI: NL:GHDHA:2023:1494)

Bezoekadres

Tivolilaan 205 (De Enk)
6824 BV Arnhem

info@awf-advocaten.nl
026 - 845 45 55

Postadres

Postbus 2
6800 AA Arnhem

Deze site wordt beveiligd door reCAPTCHA en het Google Privacy-beleid en de servicevoorwaarden zijn van toepassing.